Blusschuim is verkrijgbaar in diverse kwaliteiten. De eigenschappen van de verschillende blusschuimen lopen erg uiteen. Het type blusschuim dat u nodig heeft hangt dan ook af van het soort brand, maar bijvoorbeeld ook van de grootte van de brand. Maar hoe wordt de kwaliteit van blusschuim bepaald? En hoe kunt u zelf nagaan of een bepaald type blusschuim de kwaliteit heeft die gewenst is?
De bluseigenschappen van de diverse blusschuimen lopen erg uiteen. Sommige schuimsoorten staan bekend om snelle blussing, terwijl andere schuimen juist de beste eigenschappen leveren voor het voorkomen van herontsteking.
Maar ook tussen schuimen van dezelfde soort bestaan soms grote kwaliteitsverschillen. Zo kan een bepaald type AFFF bijvoorbeeld zeer geschikt zijn voor het blussen van plasbranden, terwijl een ander type AFFF juist beter geschikt is voor 3D-branden en sprinklersystemen. De vraag is dan ook welke kwaliteit blusschuim het meest geschikt is voor een bepaalde toepassing. Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Dit hangt namelijk sterk af van de aard én de omvang van de brand, maar ook van de doelen die bereikt moeten worden bij het blussen van de brand.
Twee voorbeeldscenario’s: een benzinebrand in een PGS29-opslagtank en een gekantelde tankauto met dezelfde stof brandend op de snelweg. De grote opslagtank zou meerdere dagen kunnen blijven branden en in het ergste geval kan deze brand escaleren tot een grote (milieu)ramp. De bestrijdingsstrategie focust dus op snel blussen. In Nederland dienen zulke opslagtanks tevens worden voorzien van (semi)stationaire schuimblussystemen. Ook bij de brandende tankauto wordt meestal voor blussen gekozen. Dit geschiedt per definitie met een mobiel systeem. De kans op escalatie is hierbij nihil
Mocht het (semi)stationaire systeem niet succesvol blussen, dan volgt een enorme logistieke operatie. Het scenario op de snelweg kan daarentegen met slechts enkele brandweerlieden te lijf worden gegaan. Een enkele tankautospuit levert al ruim voldoende debiet om deze ondiepe plasbrand met één of twee schuimstraalpijpen snel te kunnen blussen.
Aan de hand van bovenstaande scenario’s is het verschil in de benodigde kwaliteit blusschuim eenvoudig toe te lichten. Zo vergt de kortdurende plasbrand op de snelweg een schuim dat gewoon goed blust, zodat er snel, in een veilige omgeving, reddend werk verricht kan worden. Enkele tientallen liters meer of minder schuim levert bijna geen meetbaar verschil op en de totale blussing is kostentechnisch behapbaar. Bij de tankbrand ligt dit
anders. Als het stationaire systeem faalt, bijvoorbeeld door het gebruik van inferieure schuimkwaliteit, volgt de aanpak met mobiele middelen. Daarbij worden zowel het materieel als de manschappen dichter op de limiet beproefd. Stralingscontouren kunnen groot zijn en monitorstraalpijpen moeten dit overbruggen zonder dat het ten koste gaat van de blussende werking van het schuim. Veel langer blussen dan strikt noodzakelijk is tikt niet alleen aan in de kosten. Er moet namelijk ook ruimte zijn om de hoeveelheid verbruikt bluswater en restproduct op te vangen. Overstroming van de tank ligt op de loer en een tankputbrand dient voorkomen te worden. Kortom, het scenario van de brandende opslagtank pleit niet voor zomaar goede, maar ultieme blusprestaties.
Om de blusprestaties van een schuim te beoordelen worden de ‘fire performance’ en ‘post fire security’ die een schuim levert bekeken. Met andere woorden: de bluskracht én het vermogen om herontsteking te voorkomen zijn van essentieel belang om de kwaliteit van een blusschuim te kunnen bepalen. Om de kwaliteit van ‘blussen’ en ‘geblust houden’ in kaart te brengen worden verschillende metingen gedaan. De drie belangrijkste zijn:
In specifieke toepassingsgebieden gelden soms iets andere beoordelingscriteria. Maar in het algemeen geldt dat een schuim zowel een snelle ‘knock down’ als ‘knock out’ moet leveren en hierna goed en lang weerstand moet kunnen bieden tegen de diverse invloeden die tot herontsteking kunnen leiden. En dit allemaal zonder dat er extra schuim moet worden gebruikt.
Bij het ontwikkelen van een nieuwe schuimformule worden de hierboven genoemde eigenschappen uitvoerig getest volgens specifieke schuimnormen. De gehanteerde norm is afhankelijk van het toepassingsgebied waarvoor het schuim ontwikkeld wordt. Een universeel gebruikte norm is de Europese EN1568. Deze norm bestaat uit vier delen. Elk deel vertegenwoordigt een algemeen breed toepassingsgebied, ingedeeld naar expansievoud en het type vloeistofbrand waar het schuim voor geschikt is. De EN1568 beschrijft niet uitsluitend de test- en beproevingsmethoden, maar stelt ook vastomlijnde acceptatienormen vast.
De meeste andere normen zijn geschreven voor specifieke toepassingen. Enkele veel gebruikte zijn:
Norm: Toepassingsgebied:
Lastfire Petrochemische industrie / Vertikale tankopslag / LNG-installaties
UL139 MeEx- en HiEx-systemen (industrie)
UL162 LoEx-systemen en sprinklers
FM5130 Algemeen in industrie en opslagloodsen
ICAO Luchthavens en Helikopterdekken
IMO/SOLAS/MED Offshore en maritiem
MIL-F-24385F Militair (USA, ook vaak gebruikt door NATO-landen)
In dit blogartikel staan we alleen stil bij EN1568-3 en EN1568-4 (huidige versie: 2008). Vanzelfsprekend maken wij graag een afspraak om de andere normen verder toe te lichten.
Voordat een nieuw schuim op de markt wordt gebracht wordt het ook nog formeel gekeurd aan de hand van de betreffende norm. Dit mag een fabrikant niet zelf doen. De formele toelating (‘approval’) geschiedt altijd met een gecertificeerde partij die optreedt als onafhankelijke getuige. Tijdens de toelating wordt gecontroleerd of procedures nauwkeurig zijn gevolgd en testrapporten de juiste data weergeven. In Europa zijn maar weinig partijen geaccrediteerd voor deze keuringen. In Nederland zijn dit onder andere Efectis en ANPI.
Tijdens de keuring wordt altijd een blusproef op een brandtestpan uitgevoerd. De dimensies en de vorm van de pan verschillen per norm. Het betreft altijd relatief kleine brandoppervlakken. Om daarmee toch een realistische brand- en blusscenario’s na te bootsen is het te hanteren blusdebiet in deze tests relatief laag. Sommige normen stellen zelfs een extreem laag debiet, waardoor dus uitsluitend schuim van de allerbeste kwaliteit slaagt voor de proef.
Waar de meeste normen een harde ondergrens stellen voor goedkeuring, hanteert de EN1568 verschillende prestatiegrenzen. Een minder goed presterend, maar relatief goedkoop schuimmiddel wordt daarmee niet afgekeurd, maar krijgt eenvoudigweg een lagere beoordeling.
In een tabel die is opgenomen in de EN1568 is goed terug te zien hoe snel een blusschuim kan blussen en hoe goed het resistent is tegen herontsteking. Hieronder de tabel uit deel 3 van de norm, voor schuim bestemd voor apolaire vloeistofbranden.
Zoals de tabel laat zien kan een blusschuim één van drie verschillende klassen behalen met betrekking tot blussnelheid. Een snelle blussing krijgt de Klasse I en de minst snelle de Klasse III. Wanneer blussing niet plaatsvindt binnen de gestelde tijd wordt het schuim afgekeurd. De beste weerstand tegen herontsteking krijgt de letter A. Minder goede weerstand ontvangt respectievelijk een B, C of D.
Het feit dat een blusschuim een EN1568 norm heeft zegt dus niets over de kwaliteit van het blusschuim. De rating doet dat wel. De meeste fabrikanten geven de rating weer op het etiket van hun blusschuimen. Wanneer dit niet het geval is, dan dient de leverancier het op andere wijze kenbaar te maken.
Daarnaast is het altijd raadzaam de precieze testgegevens van de EN-test op te vragen om daarmee zeer specifiek verschillende schuimkwaliteiten te kunnen vergelijken. . Zo kan een bepaald type AFFF-schuim een testpan in 157 seconden blussen met een ‘forcefull application’ (directe applicatie). Deze blustijd valt binnen de drie minuten die de tabel in de norm vermeldt en dus wordt Klasse I toegekend. Het schuim bood vervolgens ruim 12 minuten weerstand tegen herontsteking. De norm stelt hiervoor minimaal 10 minuten voor de hoogste classificering. Het schuim kreeg hierdoor Klasse A toegekend. De volledige EN-rating van dit blusschuim is dus ‘1A’.
Een tweede type AFFF-schuim bluste in slechts 100 seconden en hield maar liefst 25 minuten stand tegen herontsteking. Hierdoor kreeg het dezelfde rating als het eerdere blusschuim (rating 1A), ondanks dat het aanmerkelijk beter presteerde. Stel nu dat beide schuimen gelijk zijn in prijs, milieuaspecten en houdbaarheid? Welke van de twee zou u dan kiezen?
Om te bepalen welk type schuim u nodig heeft, is het verstandig om te kijken naar de gewenste prestaties. Het kiezen van het juiste type hangt namelijk af van meerdere factoren. De gebruikte hardware speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol, maar ook regelgeving. Bovendien worden bij sommige toepassingen ook (klant)specifieke eisen gesteld. De aanschaf van blusschuim gaat bij Kenbri Fire Fighting altijd gepaard met een intensief begeleidingstraject. Tijdens dit traject behandelen we samen met u alle criteria waar u op moet letten. Neem contact met ons op voor de mogelijkheden.
In het volgende artikel uit de blogreeks omtrent blusschuim gaan we het hebben over de verschillen in normeringen.
Kenbri organiseert regelmatig seminars. Onder andere over blusschuim. Deelnemen aan een van onze seminars kan door onderstaand formulier in te vullen: